Schele Frans Hoek, en ‘t geheim van plukjes zware shag in dozen (2)

18-3-2011 Qwartjes Qwartiertje- Aan tafel bij Tante Marie (2)

Vervolg van Schele Frans Hoek, en ‘t geheim van plukjes zware shag in dozen (1)

Schele Frans vulde zijn uitkering links en rechts zwart-klussend aan. Dat was ‘n courante cultuur in die dagen. Met Arie Schouten sloeg hij vaak duchtig aan het slopen voor Toon Meester. Toen ze ergens onder Amsterdam eens een pand neerhaalden bleef Frans hoog in de nok daarvan steken. Schelen hebben een bijkomende handicap: gierende hoogtevrees. De brandweer moest er met een ladderwagen aan te pas komen. Zo ook in Hoorn, waar Die Schele eens hielp met de opbouw van De Wilde Muis, een achtbaan van kermisexploitant Stuy-Roels uit Roermond. Eenmaal bovenin de attractie, moest Schele Frans daar weer met ’n man of drie volledig in ’n stuip naar beneden worden getakeld. Met zijn zolen op de grond was Die Schele weer wèl uiterst kundig in het snijden van ijzer. Bij Henk Brand in Nibbixwoud sneed hij auto’s en ketels aan flarden, waarbij hij heel lang, dus zuinig, met z’n gasflessen deed. Frans was zomaar ’n poestig snijertje. En in zijn huiskamer De Volendammer beijverde De Schele zich jarenlang zeer bekwaam in het bakken van sliptongetjes en uitsmijters. ’s Avonds waste hij zich in diezelfde keuken boven een teiltje. Schoon was in De Volendammer maar schoon. In die tijd bewoonde hij met zijn hond Noortje het laatste, nog niet gesloopte krot aan het Jeudje.
.
Nee: Schele Frans Hoek scharrelde in z’n goeie dagen z’n kostje wel bij elkaar. Los daarvan was het leven één bonk humor. Die Schele kon huilen van ’t lachen, waarbij de tranen hem dan over de rug liepen. Als hij naar je buurman staarde, betekende dat dat-ie je recht in je ogen keek. In kwaad worden was hij ook uiterst bedreven. Dan schold hij je zeer blasfemisch en met vlokkende consumptie volledig verrot. Een soort ingehouden gebrul, waarbij zijn hoog-octave stem zonder intonatie rechtstreeks vanuit de longblaasjes leek op te rochelen. Een pakje zware shag per dag was daar niet vreemd aan.
.
Over zware shag gesproken: hoe zat het met de vrouwtjes? Jawel: het één hield bij Schele Frans direct verband met het ander. Frans wist heel goed dat vrouwen boven de achttien gaan janken en zeuren. Dus trouwen was niet aan de orde. Trouwen was voer zoeken voor ’n aar z’n goit. Wanneer Frans Hoek door kriebels werd besprongen ging hij een boodschapje doen bij ’n woiffie dat te huur was. Die wist hij zo links en rechts wel te zitten. Zo had hij eens z’n zinnen gezet op ’n vlammend vrouwtje wier blaas niet bestand was tegen de krap gestelde regelmaat waarmee ze glazen in ’t ruim gooide. Haar kruk vergde ’n doos tissues per dag. Die Schele wist haar huis te wonen, en brommerde daar eens heen. Het schuim stond nog op z’n biertje toen hij alweer terug was. “Dat wèèf is zúúr!”, brulde hij ten uitleg. En, verklarend tegen Qwartje: “Ik doe eerst altijd een plukkie zware shag in zo’n doos. Als ze dan aanslaat, nou, dan zit ’t daar niet goed. Lévensgevaarlijk. Dan stop ik ‘m nog liever in ’n muizenval!” Een beproefde zeemans-truuk tegen harde sjankers en zo. Waarschijnlijk had Die Schele dat opgedaan van zijn gabber Arie Schouten, ex-marineman op de wilde baren.
.
Schele Frans hoorde bij de stam van Tante Marie als een dooier bij ’n ei. En natuurlijk: wie eenmaal die status had bereikt moest kunnen tapdansen aan de rafelrandjes van de zelfkant. Een bepaalde vorm van omerta was vanzelfsprekend, terwijl daarnaast alles moest kunnen worden gezegd. Àlles. Grenzen werden afgebakend met de knokkels van de vuist. En voor het overige was het feest. Làchen, als Corrie Nottet weer eens opdracht kreeg om zogenaamd lazarus langs een stapel nieuwe stenen te zwalken die aan de Oude Doelenkade bij Stoel van Klaveren stond. Hùpsa: al die stenen te water. ’s Avonds werden ze dan weer opgedregd door Schele Frans en consorten. Eerlijk gevonden. Wanneer er eens geen geld was werd er gepoft. Dat kwam vroeg of laat wel weer goed. Hoewel Frans het wel eens hoog liet oplopen. Toen een bekende kastelein hem eens de pofrekening ter voldoening voorhield stoof Die Schele verontwaardigd overeind. “Wat ga je nou doen!”, brieste Frans. “Je vriend trappen!?” Hij draaide zich om, verliet waardig de gelagkamer, en keerde er nooit meer terug. De herbergier zou, jaren nadien, nog witheet memoreren: “Ik krijg nog ’n miljoen van hem.”
.
Tja.
.
Het levenslot dreef de broers Jaap en Frans in de herfst van hun leven weer bijeen. Samen bewoonden ze een huisje in Schotland, een nieuwbouwsteegje aan het eind van de Vollerswaal. Zo veel mogelijk apart together. Jaap huisde boven, Frans beneden. Jaap bezocht het Hoornsche Veerhuijs aan de Dubbele Buurt, Schele Frans zat met drie componenten-lijm verkleefd aan een kruk van De Volendammer. Avondeten deden ze, in latere jaren, dan weer wèl samen. Met Kerst kreeg Die Schele van Volendammer-gast Dirk Commandeur - een zeer kundig vleeshouwer en uitbener - steevast een Flappie. Een braadgereed konijn. Zoals hij van meerdere stamleden wel eens wat kreeg toegestopt. Niet in de laatste plaats van Tante Marie zelf.
.
Jaap ging, ’n jaar of vier, vijf geleden, als eerste Ôôtje-waarts. In de drie jaar die Schele Frans daarna nog beschoren waren liet hij opeens een baard staan. Dat was heel raar. Jààp; die had een baard. Frans nooit. Die Schele belandde in een karretje, bereidwillig stadwaarts geduwd door meissies van de thuiszorg. En wat denk je wàt? Liet-ie zich steeds vaker het Hoornsche Veerhuijs binnenduwen. Het domein van Jaap! Alsof Kaïn naar Abel toegroeide. Of andersom. Trouwens: zó slecht ter been was Schele Frans nu ook weer niet. Zodra hij in het café stond geparkeerd sprong hij uit het karretje en ijlde richting toilet. “Lourdes!”, riepen de verblufte Veerhuijs-stamleden dan, “hij is naar Lourdes geweest!”
.
Toen Frans de luiken definitief voor zijn loenzende lenzen had geloken werd hij zonder al te veel poespas aan de Berkhouterweg ten grave gedragen. Hij zal zijn dierbaren dubbel zien. Zoals hier eerder opgemerkt, rust hij pal boven de navel van Volendammer-gabber en straatmuzikant Piet Oerlemans. Volendammer-stamgenoot. De Zwarte Geert Valk, aan tafel ook wel Ome Kees genoemd,  heeft nog bij het laatste muziekje voor Die Schele aangezeten, en kwam diep onder de indruk verslag uitbrengen aan de stamtafel. “Wàt een volk! Die aula zat bomvol! Waar haalde Die Schele al die mensen vandaan?” De Zwarte Valk had, iets te laat, een verkeerde begrafenis bezocht. Frans lag er al onder.
.
Vlak voor zijn dood deed broer Jaap Hoek tegenover een vertrouweling nog een uiterst intrigerende onthulling. “Niet verder vertellen”, sprak Jaap, “maar die Schele Frans hèèt helemaal geen Hoek van z’n achternaam. Hij heet Sant, Frans Sant.”
.
Qwartje vernam dit pas enkele uren voor het online gaan van dit Qwartiertje. Ôôtje, Jaap en Die Schele laten hem achter met een schrijnend vraagteken. 
 

Reacties
Reactie: (Wally Ooms)
23-3-2011, 21:31
Ik heb het verhaal over Schele Frans inmiddels twee keer gelezen en het is naast een feest van herkenning, ook een genot om dit alles tot je te nemen. Waarbij het wederom opvallend is, hoe gedetailleerd Qwartje met de verschillende details naar voren komt. Hoe komt die man toch aan zo veel informatie? De kunst van het schrijven is in ieder geval goed aan hem besteed en het is dan ook niet voor niets, dat er veelvuldig naar voren wordt gebracht om al deze verhalen te bundelen en uit te geven. In de regio West-Friesland zal daar zonder enige twijfel grote belangstelling voor bestaan. We hebben weer een Volendammer-stamgast beter leren kennen. Benieuwd wie er nog meer de revu gaan passeren. Misschien wel de meer dan fameuze vuilnisman Duinmaijer. Of de in dit verhaal genoemde Arie Schouten.

Reactie: (Marijke Braakman)
21-3-2011, 18:10
Wat een heerlijk bloemlezing over de mannen Hoek, je ziet ze voor je in hun habitat, merci petit quart!! (Dank je Leonie) Ga zo door, hartelijke groet, Marijke