COLUMN
HOORN – Zal Hoorn ooit een gastvrije en klantvriendelijk stad worden? Ik betwijfel het ten zeerste. De lijfspreuk van de ‘hoofdstad’ van West-Friesland wordt wel steeds treffender: “Hoorn moet je voelen”. Letterlijk dan. En dit geldt voor zowel bezoekers als inwoners als ondernemers als instellingen.
Ik ga het hier overigens niet hebben over de Welkom-borden die onze stad (als enige in het land inmiddels!) nog steeds niet heeft, ondanks dat ik en anderen er al zo’n tien jaar om vragen. Ik schrijf nu ook niet over dat uit de grond opborrelend paaltje op het West, waardoor we er in slagen om een aantal toeristen in een recordtijd onze stad uit te pesten. (Ga maar eens kijken wat er gebeurt: Auto toerist rijdt over Westerdijk, belandt bij paaltje op het West, kan alleen linksaf en gaat via het Achterom binnen 3 minuten weer onze mooie stad uit. Die zien we nooit meer terug…) Sorry, daar zou ik het niet over hebben. Ook niet over de Onnodige horeca-tijden in ons dorp. Gelukkig is het niet meer warm, stel dat je even na 01.00 uur nog terras zou willen zitten. Nee, ik ga het hebben over de gastvrijheid.
De overtuiging dat Hoorn niet gastvrij is groeit bij mij met de dag. Mijn voornemen om een keer eens positief over mijn geboortestad te schrijven is hedenmiddag weer eens de grond in geboord. Aanleiding voor mijn zoveelste teleurstelling is deze maal een bezoek door twee Hoornse ambtenaren die als extra klusje toezicht houden op de Drank- en Horecawet. Vorig jaar werd ons museum ook al met een bezoek vereerd. Toen werd er een inval door 8 man ambtenaar gedaan en was ik alleen al om die overval laaiend geworden. Nog laaiender was ik over een brief ondertekend door onze burgemeester waarin hij mijn museum betichtte van het houden van een ‘illegaal bedrijfsfeest’ en dreigde met sluiting. Op een vrijdagmiddag in juli hadden ‘toezichthouders Drank- en Horecavergunning’ geconstateerd dat er ‘werknemers anders dan van het Museum van de Twintigste Eeuw’ aanwezig waren. “Zij constateerden dat rode wijn en bier werd gedronken en dat de barman biertjes aan het tappen was voor de gasten”. Aldus de brief. In mijn zeer uitgebreide schriftelijke reactie hierop heb ik uitgelegd dat die vrijdagmiddag een groep docenten middelbaar onderwijs uit Hoorn een activiteit in het museum hadden en elk na afloop maar liefst 1 consumptiebon hadden en daar koffie of een biertje mee mochten bestellen en dat alles conform onze vergunningen was. Ik vroeg de burgemeester om excuses maar heb nooit meer iets vernomen.
Vandaag (donderdag) dus gelukkig slechts 2 ambtenaren die controleerden of ik een actuele horecavergunning heb voor ons MuseumCafé. Nee, dus. De aanvraag ligt al sinds maart bij de gemeente, meldde ik netjes… In behandeling dus. Al 4 maanden. Ze zagen mijn bevestiging van de aanvraag en zouden het checken. Fijntjes werd ik er nog op geattendeerd dat ik als instelling geen sterke drank meer mocht verkopen en de flessen Cointreau, Grand Marnier, Cognac, Oude Jenever, Whiskey en meer van die mooie flessen direct moest verwijderen. Dat had onze burgemeester immers besloten. Ik riep nog “dat hadden ze ons dan wel eens mogen laten weten”, want we verkopen in ons MuseumCafé conform de vergunning al 15 jaar sterke en minder sterke drank. Hoewel we met de sterke drank wel heeeel lang doen: Af en toe bestelt een bezoeker een ‘lekkere koffie’, een Franse of Italiaanse koffie, met een scheutje lekkers erin dus. Dat mag niet meer dus. Als u dit weekend komt en het codewoord Onno bij onze bar fluistert, krijgt u van ons een gratis sterk drankje in of bij uw koffie! Anders moeten we het weggooien of allemaal zelf opdrinken. Wat dat laatste betreft had ik liever gehad dat we een wijn-verbod hadden gekregen. Komt misschien nog.
Later op de dag vond ik inderdaad een brief van half december waarin de gemeente, nog voor de gemeenteraad had besloten overigens, aankondigde dat er nog meer regeltjes zouden komen. Want men doet wel alsof er minder regelgeving komt, maar de praktijk is aars. Waarom het besloten is, staat niet in de brief, maar er staat wel: “Voor een paracommerciële instelling is het (per 1-1-10) niet toegestaan om sterke drank te schenken.” Punt. Of de Hoornse raadsleden, die allen blindelings accoord zijn gegaan met dit besluit, het weten betwijfel ik. Dat mijn museumbezoekers na 15 jaar zomaar geen Franse of Italiaanse koffie meer mogen drinken is geen ramp, maar het is ook niet gastvrij. Maar die raadsleden hebben er ook voor gezorgd dat oma van 83 en opa van 96 na het leggen van een kaartje of het stoten van een balletje in het buurthuis geen pikketanussie (zie hieronder) meer mogen nuttigen. Wat mij betreft noemen we met ingang van heden de raadsleden in Hoorn dan ook nooit meer ‘volksvertegenwoordiger’.
Wat zal ik blij zijn als we medio 2011 ons MuseumCafé sluiten. We verhuizen met het Museum van de Twintigste Eeuw naar het Oostereiland en exploiteren dan als museum geen horeca meer. Dan hoef ik mij niet meer te verdiepen in het Hoornse horecabeleid en kan ik de horecanota ‘Hoorn Gastvrij’ (toepasselijke titel nietwaar) voortaan links laten liggen. Ter geruststelling: U kunt straks op het Oostereiland wel iets eten en drinken tijdens uw museumbezoek: Binnendoor loopt u naar het hotel met grandcafé dat door een bedrijf wordt gerund. Sterkte jongens! Ohja, als u voor onze deur het drijvend terras mist. Dat ligt nu bij de buren. We hebben de boot verkocht omdat de stapel bijbehorende papieren te hoog werd. Welkom in Mooi Hoorn.
Hans Stuijfbergen
Een pikketanussie gaat er altijd in,
een pikketanussie maakt je blij van zin
Ik heb geen trek in zo’n Franse Pernod,
dat witte spul krijg je van mij cadeau
En ook die Deense Aquavit, die drink ik van m’n leven niet
In plaats van Wodka, of English Gin
Een pikketanussie, een pikketanussie,
een pikketanussie, dat gaat er altijd in
De één drinkt limonade, een ander drinkt weer wijn
Maar al die zoete spullen zijn zeker niets voor mij
Wordt zoiets aangeboden, bedank ik ied’re keer,
ik hou me bij een dranjie
Een glaasje recht op en neer,
want het liefste word ik teut,
van zo’n Nederlandse neut
Een pikketanussie gaat er altijd in, e
en pikketanussie maakt je blij van zin
Ik heb geen trek in zo’n Franse Pernod,
dat witte spul krijg je van mij cadeau
En ook die Deense Aquavit,
die drink ik van m’n leven niet
In plaats van Wodka, of English Gin
Een pikketanussie, een pikketanussie,
een pikketanussie, dat gaat er altijd in