Vervolg van Waarom het raadslid Piet Oerlemans labbekakken de rattenkanker wenste (1)
.
Op zaterdagmiddag was de accordeonist na werktijd, dus na winkelsluiting, doorgaans in het café van Alie Boekestein te vinden. Want dan haalde Alie’s man Jan zijn viool van boven, en schraapte de oude Cor Nannings bereids zijn keel. En dan ging het trio los. Viool, accordeon, en zang. Het kon wel eens gebeuren dat de mannen hun gehoor èn zichzelf tot tranens toe beroerden. Maar soms was Piet Oerlemans pleite. Speelde hij een volle week op de Tilburgse kermis, mansde op de Zuidlaarder Paardenmarkt, ‘deed’ de draverij van Enkhuizen of Medemblik, of heupwiegde mokend op een straatfeest in de Jordaan. Piet had zo z’n hotspots, en thuis wist hij zeven opgroeiende kalkedodders met open bekkies. Als hij na gedane arbeid thuiskwam moesten de kinderen aan tafel rolletjes maken. Rolletjes van afgetelde centen, stuivers, dubbeltjes, kwartjes. Met de guldens waren ze het snelst klaar. Het eerste wat daarna moest gebeuren was: handen wassen. Daar zag Piet scherp op toe. Geld was smerig. Ook de nagels dienden altijd brandschoon te zijn. “Handen”, sprak Piet, “zèèn belangrèèk. De vleugels van je ziel.” Zelf streek Oerlemans, voor hij de straat op ging, altijd met een vers geblakerde kurk de grijzende haartjes van zijn bakkebaarden en slapen zwart. Netjes.
.
Wat was dat nou met die vechtpartij in De Keizerskroon? Nou ja: Lappendag was natuurlijk hooitijd voor de straatmuzikant. Op het moment dat hij het bomvolle terras van De Keizerskroon bewerkte kwam zijn zoon, de 18-jarige Pietje-junior, daar langs. Hij besloot zijn vader te helpen, nam een manzersbakkie, en ging manzen. In De Kroon zelf, want buiten mansde Henkie Godijn, bloedgabber van Piet-senior, bereids. Aan een tafel waar ’n gezelschap zat te dineren gebaarde een man Pietje-junior weg met de woorden: “Hou eens op met dat gebedel! We zitten hier te eten.” Pietje-junior: “De kinderen van de muzikant willen ook eten, meneer.” De man: “Oplazeren nou, bedelaar!” Met die woorden ontstak hij een Oerlemans. Pietje duwde met één vloeiende beweging ’s mans gezicht in zijn bord tomatensoep, en drukte even stevig aan. Obers snelden toe. Maar Pietje was een bokstalentje, èn ontketend. Een maat van Pietje ijlde te hulp. De ene klap lokte de tweede mep uit, en in no time was het, tot achter de bar en in de keuken, een pàn.
.
Oerlemans-senior stond in de deuropening en hield zich gedeisd. Hij was tenslotte ook nog kersvers gemeenteraadslid, en ach… junior redde zich wel. Totdat de eerste twee koddebeiers, De Boer en Grootendorst, met getrokken gummiknuppels binnenkwamen. Een van hen mepte Henk Godijn, omdat-ie in de weg stond en omdat-ie Henk Godijn was, meteen maar ’n hazelip. Ja, hoor ‘s: toen moest Henk ook wel wat terug doen. Er kwamen nòg vier agenten.
.
Uiteindelijk hadden ze met ’n man of drie, vier Pietje-junior in ’n houdgreep. Een vijfde hief z’n gummilat om junior een definitieve roei te geven. Toen zette Oerlemans-senior zijn mook veilig, en bemoeide zich er mee. De bierpomp, niet solide verankerd, vloog door de lucht. Gejank van sirenes. Versterking. Honden. Ach ja, hoe verloopt zoiets. Vader en zoon Oerlemans de cel in. Het gemeenteraadslid vond dat niet helemaal terecht, wrikte een wc-pot los, ramde daarmee een gat in de celwand, en ging naar huis. Maar daar stond een compleet leger hem op te wachten. Lappendag 1971 dooide al met al iets vroeger af dan gewoonlijk.
.
De volgende dag deed het Noordhollands Dagblad de veldslag nog eens dunnetjes over. Een politieman had het, zeer ontdaan, in het holst van die nacht tot een aanklacht in dichtvorm gebracht. Ook dat stond in de krant. Citaat: “Over enkele uren is alles weer schoon/ en herinnert niets meer aan De Keizerskroon./ Het trefpunt van Raadsleden, minstrelen en organisatoren/ waar een ordinaire vechtpartij werd geboren./ Een plaats waar dronken lorren/ voortdurend langs de politie snorren,/ en heldhaftig als één man/ de politie belemmeren waar het kan./ O Hoorn, waar is uw moraal!?/Kan er dan niks meer zonder proces verbaal?” In de gemeenteraad gingen aldra stemmen op om de Lappendag voortaan tussen 16.00 en 20.00 uur droog te leggen.
.
Over de gemeenteraad gesproken: hoe was straatmuzikant Piet Oerlemans daar in vredesnaam in beland? Nou: via de democratische weg. Piet had een eigen visie en een eigen electoraat. In feite was hij het letterlijke prototype van een volksvertegenwoordiger. Altijd op straat, altijd tussen het volk. Zijn partijprogramma hield het met vier punten kort en simpel. 1) Meer krullen (= openbare pisbakken) in de stad dan die ene tegenover het station. 2) Meer vrije kinderspeelplaatsen. 3) Weg met de Zwarte Lijst van de horeca. 4) Stem allen de Vrije Lijst 7. Stem Oerlemans! Zijn verkiezingscampagne bestond er in dat hij dat dagelijks verkondigde. Daarnaast knipten zijn kinderen thuis ‘affiches’ uit rollen behang van 12 cent per rol. Op de achterzijde werd met dik rood viltstift gekalkt: Stem Lijst 7, Oerlemans! Met die lappen papier werden de affiches van alle andere partijen overgeplakt, en dat was dat. Alle klanten van de café’s De Volendammer, Isabella, en Het Hoornsche Veerhuis droegen er enthousiast toe bij dat de heer Piet Oerlemans, geboren op 17 juli 1921, op 1 september 1970 als raadslid werd geïnstalleerd. Ààààààh!
.
De mookspeler had speciaal voor zijn raadswerk een mooi blauw glitterkostuum aangeschaft. Hij begon dat allengs ook tijdens zijn mookloopjes te dragen, dus de vouw was er al vrij snel uit. Maar goed: het bleef een pak. Aan al het geoudehoer tijdens de raadsvergaderingen nam hij nauwelijks deel. Eenmaal bepleitte hij vurig dat de bokstent van Nardus Walter een staanplaats op de kermis moest krijgen inplaats van de luilebol die nu had ingeschreven. Hetgeen geschiedde. Voor het overige werd zijn aanwezigheid vocaal, te pas en te onpas, gedirigeerd door het onverhoedse, luid-krassende “Èèèhh!” van zijn tic. Alleen tijdens de jaarlijkse Algemene Beschouwingen had hij steevast een punt. Dan verhief de Fractie Oerlemans zich, en fulmineerde met een stentorstem tegen “…de bloedschande van de aanwezigheid van een schouwburgdirecteur als die Blauwe Veer, die al lang ontslagen had moeten worden.” Hij had het hier gemunt op de heer Klaas Veer, directeur van schouwburg Het Park aan de Westerdijk, wiens bijnaam terugsloeg op het gegeven dat hij een neusje had voor goede sherry. Veer had Piet Oerlemans eens voor het leven de toegang tot de cultuurtempel ontzegd. Na de vergadering inde Piet zijn presentiegeld, en fietste dat met ’n rotgang naar De Volendammer. Dààr zat zijn electoraat, en dààr bracht hij verslag uit: “Ààààààh! Làbbekakken! Stropdasneukers allemaal! Ze hebben het verstand van ’n pinda!” Niettemin zat hij de hele raadsperiode van vier jaar uit. Niet ongunstig voor zijn manzersbakje.
.
Piet Oerlemans heeft tot zijn allerlaatste hijg zijn straatmuzikanten-plicht volbracht. Op het laatst, in 1976, was hij zwaar ziek. Een virulente vorm van botkanker bezorgde hem helse pijn. Maar daar had niemand wat mee nodig. Een Oerlemans heeft geen pijn. Hij brak eens een sleutelbeen, en speelde gewoon door. Hij brak een pink in het slot van een taxideur, en speelde gewoon door. Zijn onder- en bovengebit waren al jaren overlangs gebroken, maar hij speelde met dat kwartet rammelende protheses in zijn bek gewoon door. Geen tèèd voor ’n dokter. Zijn laatste ‘vaste zit’ had hij op zaterdagavonden in restaurant ‘De Eenhoorn’ van Jan ‘Èh-Èh’ Verhagen aan het Kerkplein. Daar zat Piet meer dood dan levend op een stoel wat krachteloos aan zijn zware Accordiola te plukken. Verhagen vroeg Qwartje of hij Piet asjeblieft wilde gaan vertellen dat hij niet meer hoefde te komen. Zelf durfde hij dat niet.
.
Qwartje betrad Mauritsstraat nummer 10 met de onheilstijding. Piet Oerlemans zat aan zijn eettafel, de armen zwaar leunend op het pluchen kleed. “Nou”, zei Piet, “dat is dus het èènde. Had die labbekak zelf niet de kloten om het te komen vertellen? Zeg maar dat-ie de rattenkanker kan krijgen. Dat ik hoop dat-ie ooit in z’n eigen tranen verzuipt. Zeg ‘m dat maar, boodschapper!” En ja: Qwartje mocht nu wel weten dat hij pèèn had. Verdommes veel pèèn. Dat-ie al dagen en nachten aan deze tafel zat, omdat overeind komen niet meer ging. En nee: eten deed-ie niet meer. Zijn lijf had de smoor in.
.
Pier Oerlemans stierf kort daarna, op 26 november 1976, 55 jaar oud. Hij ligt in rust aan de Berkhouterweg. Pal boven hem ligt - steenloos – z’n vaste tafelgabber uit De Volendammer, Schele Frans Hoek. Hoe is ’t in godsnaam mogelijk: Samen boven het glas, samen onder het gras.
-----------------
Mooi verhaal?
Mail dit dan door naar uw kennissen/vrienden. Klik op envelopje rechtsboven artikel. U kunt het ook op Facebook of Twitter plaatsen door met uw muis over het PLUS-symbool rechtsboven te gaan...
Kijk voor alle verhalen hier in Qwartjes Qwartiertje: