Vervolg van deel 1
.
Het was diezelfde Jozef van Arimatea die, bevestigd door alle vier de evangelisten Mattheüs, Johannes. Lucas en Marcus, naar stadhouder Pontius Pilatus snelde om hem het lichaam van Jezus te vragen. Pilatus vond het vreemd dat de veroordeelde al zo snel gestorven was, en zond eerst een hoofdman uit om dat vast te stellen. Toen het werd bevestigd mocht Jozef het lichaam hebben. Deze hoofdman, overigens, heette Longinus. Hij was het die Jezus de wonderdrank via die spons toediende. Het was zijn lans waarmee hij naderhand Jezus ‘doorboorde’ om de dood zeker te stellen (in werkelijkheid bleek het slechts een niet-dodelijke snede met de zijkant van de langwerpige pilum-punt te zijn geweest). En het waren zijn woorden die door zowel Mattheüs als Marcus werden overgeleverd: ‘Waarlijk, dit was een zoon Gods!’ En hij was het die de grafwake controleerde. Na de ‘opstanding’ van Jezus kreeg hij het kostbare grafdoek dat was achtergebleven cadeau. Later schopte Longinus het tot een van de eerste bisschoppen van de vroeg-christelijke gemeenschap.
.
Jozef van Arimatea had nieuw linnen gekocht, alsmede een mengsel van honderd pond (= 32,7 kilo) aloë en mirre, dat zeer kostbaar was. Samen met zijn vertrouweling en mede-raadsheer Nikodemus verzorgde hij de kruisafneming van ‘het lijk’, en zorgde dat de in coma liggende Jezus naar een nieuw rotsgraf dichtbij de ‘schedelberg’ Golgotha werd gebracht. Daar werden de 38 open wonden van Jezus met het genezende mengsel van aloë en mirre behandeld - een medicatie die al 3.000 jaar voordien in India werd toegepast - en werd het lichaam in linnen windsels gewikkeld. De zwaargewonde had absolute rust nodig. Een rust, die niet alleen werd gegarandeerd door de aanhoudende werking van de verdovende sponsdrank, maar ook nog eens door een zware steen die voor het rotsgraf werd gerold. Jezus lag in de intensive care.
.
Toen na ‘drie dagen’ Maria Magdalena, Salomé, en Maria (de moeder van Jacobus) met specerijen bij het graf kwamen om ‘het lijk’ te zalven, bleek dat graf leeg. Er scharrelden mannen in witte pakken rond. Essenen, die altijd in het wit gekleed gingen. Ondanks alle tegenstrijdigheden over de gebeurtenissen na de lijdensweg wordt in de evangeliën een aantal dezelfde getuigen genoemd die Jezus na ‘de verrijzenis’ in levenden lijve hebben ontmoet. De periode waarin zich de gebeurtenissen na de opwekking afspelen is zo tegenstrijdig overgeleverd, dat er geen exacte conclusies mogelijk zijn. Jezus kan, op een onderduikadres, heel goed langer verpleegd zijn voordat hij zich geleidelijk weer aan zijn aanhangers vertoond heeft. In elk geval waren die ontmoetingen steeds van korte duur en geheim. Een tweede arrestatie en executie zou hij zeker niet overleefd hebben.
.
‘Daarna verscheen hij aan de elven zelf (de twaalfde apostel, Judas Iskariot, had zich uit wroeging over zijn verraad verhangen, Q.) terwijl zij aanlagen, en hij verweet hen hun ongeloof en hun hardheid van hart omdat zij hen niet geloofden die hem aanschouwd hadden nadat hij opgewekt (sic) was. (Marcus 16:14-16) ‘En hij leidde hen naar buiten tot bij Bethanië en hij hief de handen omhoog en zegende hen. En het geschiedde, terwijl hij hen zegende, dat hij van hen scheidde.’Lucas, 24:50-52). De overlevering wil dat hij op dat moment rechtstandig ‘ten hemel steeg’. Van de stadsgrens van Jeruzalem stijgt de weg naar Bethanië over de laatste zuidelijke uitlopers van de Olijfbergketen tot aan de ‘hemelvaarts-top’ tamelijk steil. Wie over de top heen aan de andere kant weer naar beneden loopt verdwijnt als bij toverslag uit het gezicht van achterblijvers. Voor de mogelijkheid dat Jezus niet opsteeg maar afdaalde zijn de omstandigheden terplekke ideaal te noemen.
.
En toen?
.
Nou: twee jaar na de kruisiging ontmoette de rabiate christenvervolger Saulus (de latere Paulus) in het Syrische Damascus niemand minder dan Jezus de Nazareeër. Damascus was in die tijd het geestelijk centrum van de Essenen. Nauwelijks driehonderd kilometer ten noorden van Jeruzalem moet Jezus, nog steeds met beide voeten op de aarde, zich temidden van zo’n negenhonderd Esseense volgelingen tamelijk veilig gevoeld hebben voor zijn vijanden. Eeuwenoude overleveringen zoals die vooral in de kloosters van Tibetaanse lama’s liggen opgeborgen verhalen van de even avontuurlijke als heroïsche tocht die Jezus van Damascus naar India maakte. Dat hij tegenover zijn Palestijnse volgelingen niet zelden over ‘het paradijs’ sprak moge in dit verband des te opmerkelijk worden genoemd als we weten dat de naam van zijn geliefde land Kashmir niets anders betekent dan ‘Het paradijs op aarde’. Tot zeer hoge leeftijd trok Yuz-Asaf oftewel Issa predikend rond. En hij verwekte vele nazaten. In de Koran van onze islamitische planeetgenoten getuigen veel Soera’s van Isa bin Maryam (Isa, zoon van Maria) die verkondigend rondtrok. Hadrad Fatimah Al-Zahra, een familielid van Mohammed, heeft een mondelinge uitspraak van deze profeet overgeleverd volgens welke Jezus de mooie ouderdom van honderdtwintig jaar bereikt zou hebben.
.
Zo. Wie vindt dat Qwartje zich door dit Qwartiertje tot Qetter heeft gedegradeerd, die staat zulks vrij. ‘Geloven’, had hij op achtjarige leeftijd maar uit zijn hoofd te leren, ‘is aannemen op gezag van een ander.’ Hij heeft zijn ongeloof zeven jaren braaf uitgesteld. Toen viel het qwartje.